Het verhaal van Leentje Willems.
Leentje Willems woonde rond het midden van de zeventiende eeuw aan de oever van de Lange Linschoten, een riviertje in de buurt van Oudewater. Op een dag beschuldigden haar buren Leentje ervan dat zij een kind ziek had getoverd. Dat zou zij met een koek hebben gedaan die zij het kind te eten gaf. Vanaf die dag had Leentje geen rust meer. Ze werd bedreigd, en opgeschoten jongens deelden rake klappen aan haar uit. Ook probeerde men haar te dwingen het zieke kind te
zegenen. Natuurlijk begreep zij dat de mensen geloofden dat zij de betovering daarmee zou wegnemen, en het kind beter zou worden. Maar ze piekerde er niet over, want daarmee zou zij toegeven dat zij inderdaad een toveres was. Ze was ten einde raad. Arme Leentje Willems.Na twee jaar hielden de bedreigingen nog niet op. Het ging van kwaad toch erger. Leentje vreesde zelfs voor haar leven. Daarom nam ze een besluit. Ze ging zich in Oudewater laten wegen, en zo bewijzen dat ze geen toveres was. Daar aangekomen ging Leentje bij de twee burgemeesters, vroeger had een stad er meer dan één, toestemming vragen. Maar die vonden het niet goed. Alleen mensen die riskeerden op de brandstapel te sterven werden tot de weegproef toegelaten, en dat gevaar liep Leentje niet, legden zij uit. In Holland (daar lag Oudewater toen, en niet in de provincie Utrecht zoals nu), waar Leentje woonde, werden mensen immers niet meer voor toverij tot de brandstapel
veroordeeld? Maar Leentje hield voet bij stuk, want zij vond dat ook haar leven op het spel stond. Niet vanwege fanatieke rechters maar vanwege boze buurtgenoten. Uiteindelijk kreeg ze het voor elkaar. De weegproef ging toch door. Eerst moest Leentje zich tot op haar onderhemd uitkleden
en zich door de stadsvroedvrouw laten onderzoeken of ze niet ergens stiekem zware dingen had verstopt. Toen kwam de waagmeester haar wegen. Twee schepenen (een soort wethouders) waren als getuigen. In de negentiende eeuw, ruim 100 jaar nadat men er in Oudewater mee was gestopt, maakte een kunstenaar een fantasietekening van de weegproef. Zij diende als voorbeeld voor
deze prent, die in de Heksenwaag hangt. Aanwezig en ook andere voorname burgers keken toe. Leentje ging op de ene schaal zitten. De waagmeester zette het nodige aantal gewichten op de andere schaal. Leentje had een normaal gewicht. De stadssecretaris schreef een certificaat voor haar uit waarin hij dat met nadruk vermeldde. Het is waarschijnlijk goed gekomen tussen Leentje en haar buurtgenoten aan de oever van de Lange Linschoten. Het is namelijk bekend dat zij er zeventien jaar later nog woonde en bepaald niet arm was.Toen Leentje Willems zich in Oudewater liet wegen woonde daar een jongeman die voor predikant studeerde. Nicolaes Borremans heette hij. De zaak van Leentje had grote indruk op hem gemaakt.Hij was zich er niet van bewust dat er nog zoveel
mensen zo stellig in toverij geloofden. Nicolaes had veel boeken over toverij gelezen, en was ervan
overtuigd dat het niet bestond. Laat staan dat je mensen zou vervolgen omdat ze zouden kunnen toveren. Om mensen van hun toverijgeloof af te helpen vertaalde hij een boek van een Duitse priester uit het Latijn naar het Nederlands. Deze priester had, nog niet zo lang geleden, mensen gesteund die in Duitsland voor toverij tot de brandstapel waren veroordeeld. Hij voerde heel vertrouwelijke gesprekken met deze veroordeelden, vertelde hij in zijn boek. En wat bleek, niemand was schuldig. Toverij, desnoods geloof je dat het bestaat, maar bewijzen dat iemand er aan doet, dat is onmogelijk, waarschuwde de priester, vervolgen kun je daarom beter laten. In het voorwoord van zijn vertaling heeft Nicolaes ook een en ander over de weegproef in Oudewater geschreven.
